Een aantal werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen worden verbonden met een zogenaamd vast voorzetsel, bijvoorbeeld: belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen. Het is soms onduidelijk wat precies een vast voorzetsel is.
Wat zijn vaste voorzetsels? Veel werkwoorden kunnen gebruikt worden in combinatie met meerdere voorzetsels, maar er zijn ook werkwoorden die met slechts één voorzetsel gebruikt kunnen worden. Dit worden ook wel vaste voorzetsels genoemd. Voorbeelden hiervan zijn 'grenzen aan' en 'bestand zijn tegen'.
Een voorzetsel drukt een relatie uit tussen de woordgroep waar het zelf toe behoort, de zogeheten voorzetselconstituent, en een ander element in de zin. Die relatie heeft vaak betrekking op de plaats, de tijd of het middel. Je balpen ligt op / naast / onder je stoel. Dat gebeurde allemaal voor / tijdens / na de oorlog.
Woordcombinaties zijn vaste combinaties van woorden, zoals hulp bieden aan, aandacht besteden aan, een gesprek voeren. Een werkwoord met een vast voorzetsel: denken aan, ingaan op. Een zelfstandig naamwoord met een werkwoord: een gesprek voeren, een verzoek indienen.
Een voorzetsel wordt niet verbogen (verandert niet van vorm). De meeste voorzetsels doelen op een plaats, zoals bij, door, in, uit, aan, achter, tegen, voor, onder. Minder gemakkelijk is dit te zien bij voorzetsels als zonder, met, van. Er zijn verschillende ezelsbruggetjes om voorzetsels te leren.
Een voorzetsel is een woord of een groep woorden die vóór een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of zelfstandig naamwoordgroep wordt gebruikt om richting, tijd, plaats, locatie, ruimtelijke relaties aan te geven of om een object te introduceren .
Het voorzetsel dankzij ('door', 'met dank aan') wordt in één woord geschreven. (1) Dankzij de financiële hulp van hun ouders hebben Lien en Hanne een huis kunnen kopen. (2) Ik ben meer gaan bewegen dankzij deze gezondheidsapp.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Samenvatting van de les. Vaste uitdrukkingen zijn groepen specifieke woorden die samen gebruikt moeten worden om een specifieke betekenis te construeren . Hoewel veel vaste uitdrukkingen letterlijke of bijna letterlijke betekenissen hebben, zijn er vaste zinnen die figuurlijke betekenissen hebben; deze worden idiomen genoemd.
een gezegde of zegswijze: een vaste uitdrukking om een situatie mee te benoemen, zij het dat bepaalde woorden (werkwoord, persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord) aan de context van de zin kan worden aangepast. De woorden kunnen ook worden gebruikt in een eigen zin.
In sommige gevallen ontstaat een fout doordat een ander woord als voorzetsel lijkt te worden gebruikt. In voorbeeld (10) bijvoorbeeld, lijkt 'voorafgaand' als voorzetsel te zijn gebruikt, doordat hier het echte voorzetsel 'aan' ontbreekt: 'Voorafgaand aan het interview'.
Een voorzetselgroep begint met het voorzetsel en eindigt met het object . Het object van een voorzetselgroep kan een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of gerundium zijn. She is going down the stairs. Het voorzetsel in deze zin is down, en the stairs is het object.
' Er is (vaak) een betekenisverschil tussen zinnen met een voorzetsel en zinnen met een achterzetsel: Noa liep de tuin door. (door is een achterzetsel; de betekenis is 'van de ene kant van de tuin naar de andere')Noa liep door de tuin.
Een voorzetsel is bijna altijd onderdeel van een woordengroep waarin een zelfstandig naamwoord staat (naar de bus, op de tafel, achter de koelkast). Let op: soms is het geen voorzetsel (of achterzetsel), maar een deel van een werkwoord.
Een aantal werkwoorden of werkwoordelijke uitdrukkingen worden verbonden met een zogenaamd vast voorzetsel, bijvoorbeeld: belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen.
De achtergeplaatste voorzetsels terug en geleden duiden beide aan dat de genoemde tijd verstreken is sinds een bepaalde gebeurtenis. Zes jaar terug (geleden) werd Michael veroordeeld betekent dus dat er zes jaar verstreken zijn sinds Michael werd veroordeeld.
Idiomen hebben meestal een figuurlijke betekenis, dus ze moeten niet letterlijk worden opgevat. Vaste uitdrukkingen hebben echter meestal een letterlijke betekenis, dus ze drukken dingen op een standaardmanier uit en zijn gemakkelijker te begrijpen.
Het gezegde 'een appeltje voor de dorst' komt uit de 18e eeuw! Het gezegde is ontstaan doordat er in arme tijden een appeltje werd bewaard voor de latere dorst, aangezien appels aardig lang te bewaren zijn! Het gezegde betekent dus als het ware 'iets bewaren om het in nood te gebruiken'.
Ongeveer de helft ervan wordt nog weleens gebruikt, maar zo'n 500 à 600 traditionele spreekwoorden zijn nog echt courant, althans in de schrijftaal. Van sommige uitdrukkingen snap je meteen waarom ze in onbruik zijn geraakt.
Enkele veelvoorkomende voorzetsels zijn: over, boven, over, na, tegen, langs, tussen, rond, bij, voor, achter, onder, onder, naast, tussen, door, omlaag, tijdens, behalve, voor, van, in, binnen, in, zoals, nabij, van, uit, op, op, uit, buiten, over, verleden, aangezien, door, gedurende, totdat, aan, naar, onder, totdat, ...
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs. aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu. onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd.
Ik ben in het restaurant = Ik ben binnen in het restaurant. Ik ben in Starbucks = binnen in Starbucks. Ik ben bij de winkel = Ik kan binnen of buiten de winkel zijn.
“Mij” mag alleen gebruikt worden als er een voorzetsel voor staat: “dit onderzoek is van mij”. Wat is een bezittelijk voornaamwoord? Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Dank aan = Wanneer je dankbaar bent voor iets dat iemand deed om je te helpen. Dank voor = Wanneer je dankbaar bent voor iets.
We schrijven dankzij in één woord als het om het voorzetsel gaat. Dankzij betekent 'door', 'met dank aan'. Dankzij jouw hulp heb ik deze moeilijke opdracht kunnen uitvoeren. Ik ben meer romans gaan lezen dankzij mijn e-reader.