Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Om de Present Simple te vormen, gebruik je altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld 'walk' of 'visit'), maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je daar nog een –s aan toe! En nu jij!
Hoe vorm je de present simple (gewone, enkelvoudige tegenwoordige tijd)? De present simple vorm je door de infinitief te nemen zonder to. Op deze basisregel bestaat maar één standaard uitzondering. Bij de 3de persoon enkelvoud (he, she, it) moet je achteraan een -s toevoegen.
Let op Voor ontkennende constructies in de present simple gebruik je de infinitief, ongeacht het onderwerp. Zo krijgt de derde persoon enkelvoud ook geen “s” meer, omdat de “do” of “does” van de ontkenning de persoonsvorm is. The clock doesn't works. The clock doesn't work.
Wat is de present simple? De present simple is een werkwoordstijd in het Engels die wordt gebruikt om te spreken over feiten, gewoontes en gebeurtenissen die regelmatig voorkomen of gepland zijn in de toekomst. In het Nederlands staat de present simple bekend als de onvoltooid tegenwoordige tijd.
De present simple is de onvoltooid tegenwoordige tijd in het Nederlands en wordt gebruikt om een feit, een gewoonte of een regelmatig weerkerende handeling weer te geven. Vorm: het hele werkwoord. Bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it, wordt er een -s aan toegevoegd.
Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. De Past Simple van 'to work' is dus de stam (work) met –ed erachter 𡪠worked. Er zijn alleen wel een paar uitzonderingen: Als de stam eindigt op –e, komt er alleen een –d achter (to live 𡪠lived)
Hier is een algemene structuur: Onderwerp + do/does + not + werkwoord (in de infinitiefvorm) Hier zijn enkele voorbeelden: I do not speak English. (Ik spreek geen Engels.) She does not like coffee. (Zij houdt niet van koffie.)
Bij een vraag in de tegenwoordige tijd gebruik je Does als het onderwerp de derde persoon enkelvoud is (he, she of it) en Do bij elk ander onderwerp. Bij een zin in de verleden tijd gebruik je Did.
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. - to talk: I talked to Jim this morning. - to watch: We watched the match yesterday. - to play: She played with her brother.
De indicatif présent is een wijs en tijd van het werkwoord in het Frans. Het is de tegenwoordige tijd (le présent) van de indicatief, of onvoltooid tegenwoordige tijd. De vervoeging verschilt bij regelmatige en onregelmatige werkwoorden.
De algemene regel of the general rule om vragen of questions te stellen in de present simple is do/does + personal pronoun + base form.
De regelmatige werkwoorden, in het Engels ook wel regular verbs genoemd, zijn de werkwoorden die volgens de gebruikelijke regel vervoegd worden. Hierbij pak je de stam van het werkwoord en voeg je er “-ed” of “-d” aan toe.
Je kunt de future simple herkennen door de constructie will + het hele werkwoord of to be + going to + het hele werkwoord.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Er zijn ook enkele signaalwoorden waaraan je kan herkennen dat je de Present Simple moet gebruiken, bijvoorbeeld: always, never, often, sometimes, usually, on Mondays, during the week, in the weekend.
Daar hoort een vast lidwoord bij. Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
zet je do not / don't voor het werkwoord. Bij he / she / it wordt dit does not / doesn't. Let op: Het werkwoord verliest de s omdat de s nu al in does staat.
De present simple is de Engelse term voor de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld 'ik tover'. Die tijd heeft bijna altijd eenvoudigweg dezelfde vorm als de infinitief, behalve bij de derde persoon enkelvoud (he/she/it), waar er een -s wordt toegevoegd.
Past simple: I worked at the office yesterday.She worked on her project all weekend.They worked on the farm for many years.
De present perfect maak je met has / have + voltooid deelwoord en gebruik je bij zinnen die: iets zeggen over een actie of gebeurtenis die permanent of van lange duur is; Bijvoorbeeld: “He has lived in London since 2002.”
Gebruik: Je gebruikt 'used to' om te verwijzen naar dingen die eerst zo waren, maar nu niet meer. In het Nederlands zeg je dan vaak 'Vroeger…'. I used to have a rabbit.
to go. He went to a club last night. Did he go to the cinema last night? He didn't go to bed early last night.