Bij de diagnostiek van dyslexie wordt in het kader van het criterium van ernst uitgegaan van een score op lees- en/of spellingvaardigheid die tot de laagste 10% behoort. Daarbij gaat het om de volgende situaties: ofwel het lezen scoort onder de 10%, ofwel het spellen scoort onder de 10%, of beide scoren onder de 10%.
Welke CITO-scores zijn er nodig voor een vergoed dyslexieonderzoek? Voor een vergoed dyslexieonderzoek moet je kind 3 keer achtereenvolgens een E-score hebben behaald op woordlezen op de hoofdmeetmomenten.
De waarden variëren van A, wat betekent dat er geen bewijs is van een dyslectisch profiel, tot E, wat betekent dat er bewijs is van een ernstig dyslectisch profiel . De meeste dyslectische personen vallen in categorie C.
Onderzoeksresultaten: geen enkel individu dat door een volledige beoordeling als dyslectisch werd gediagnosticeerd, bleek een score lager dan 45 te hebben en daarom is het onwaarschijnlijk dat u dyslectisch bent als u een score onder de 45 haalt. Score 45 tot 60 - vertoont tekenen die passen bij milde dyslexie.
In het dyslexieonderzoek wordt het lees- en spellingniveau ook onderzocht. Vaak is er ook sprake van een dyslexie typerend cognitief profiel en indien er geen andere bijkomende problemen zijn aangetoond, kan de diagnose ernstige dyslexie worden gesteld.
Ze vallen meestal op als ze hardop moeten lezen. Vaak gaat dat langzamer dan het tempo van hun klasgenootjes en niet vloeiend. In plaats daarvan lezen ze op een spellende en/of radende wijze. Daarnaast schrijven ze woorden vaak zoals ze die horen (fonetisch) en maken ze veel fouten in dictees.
Dyslectici maken meer spelfouten dan leeftijdsgenoten: 'luisterfouten', (bijv.verspeken in plaats van verspreken), 'onthoudfouten' (bijv.ou-au of ei-ij) of regelgebaseerde fouten (bijv.dt-fouten).
Zoals eerder benoemd is dyslexie vooral gerelateerd aan leestaken en heeft het geen bewezen invloed op intelligentie.
De index wordt over het algemeen weergegeven als een standaardscore. Let op de standaardscore: deze score ligt doorgaans tussen de 40 en 160, waarbij een hoger getal duidt op een sterker leesvermogen en een lager getal op een hoger risico op dyslexie .
Deze aanvragers moeten een volledig Psychological Assessment Report indienen, dat geen leeftijdsgrens heeft. Daarnaast moeten ze twee leesvaardigheidsscores op of onder het 10e percentiel (d.w.z. een standaardscore van 81 of lager) van tests die niet ouder zijn dan twee jaar op het moment van indiening.
Een test is bijvoorbeeld het hardop lezen van rijtjes woorden en ook niet bestaande woorden. En er wordt een dictee afgenomen. Ook bekijkt de onderzoeker de informatie die door de school is aangeleverd over het lezen en de spelling. Testjes die de lees- en spellingproblemen kunnen verklaren.
48 Pagina 7 7 Inhoud Rapid Dyslexia Screening is een objectief computergestuurd systeem voor de identificatie van dyslexie tussen de leeftijd van 4 tot 15 jaar . Het is snel en eenvoudig toe te passen en duurt slechts 15 minuten – minder dan enig vergelijkbaar systeem dat momenteel beschikbaar is.
In Nederland is 3 tot 5 procent van de leerlingen dyslectisch, denken wetenschappers. Sommige wetenschappers zeggen dat dat percentage mogelijk nog lager ligt. De aandoening wordt vaak vastgesteld nadat kinderen in groep 3 van de basisschool zijn begonnen met lezen.
Een kind kan nu een lichte, matige of ernstige vorm van dyslexie hebben. Maar dyslexie komt vaak niet alleen.
Na afloop van de DMT kan de leerkracht bijhouden wat het technisch leesniveau van je kind is. Dit inzicht is voor de leerkracht belangrijk om te weten, zeker in groep 3 en 4. Zo kan de leerkracht zien waar jouw kind nog moeite mee heeft op het gebied van lezen.
Wat is EED? Er is sprake van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) als de leerachterstand in lezen en/of spellen erg groot is, ondanks extra instructie op school. Ook moet er in onderzoek zijn aangetoond dat er sprake is van ernstige dyslexie.
De scores op de KTEA–3 Dyslexia Index helpen om het risico op dyslexie bij leerlingen in de groepen 1 t/m 12+ snel te identificeren en bieden interpretatieve informatie met richtlijnen voor mogelijke vervolgstappen.
Ben je leerling op het atheneum? Dan kun je in bepaalde gevallen vrijstelling krijgen voor een 2e moderne taal naast Engels. Bijvoorbeeld als je dyslexie hebt of een andere taal dan Nederlands of Fries als moedertaal. De vrijstelling is geen recht, het schoolbestuur beslist hierover.
Vrijwel alle vormen van ziekte, aandoening, beperking of handicap vallen onder de term functiebeperking. Voorbeelden van een functiebeperking zijn AD(H)D, Autisme spectrum stoornis (ASS), dyslexie, dyscalculie, angststoornis, depressie, slechthorend, slechtziend, chronisch ziek, gehandicapt.
In werkelijkheid zijn de twee – dyslexie en intelligentie – niet gerelateerd . De misvatting dat kinderen met dyslexie niet intelligent zijn, komt voort uit een paar factoren: Misinterpretatie van prestaties: aangezien dyslexie voornamelijk lezen en schrijven beïnvloedt, kunnen kinderen met dyslexie moeite hebben met academische taken.
Het antwoord hierop is ja. Het is opvallend dat er zo veel vragen zijn over het vaststellen van dyslexie bij hoogbegaafde kinderen. Dyslexie staat namelijk los van intelligentie en er is dus geen verschil met beneden gemiddeld of gemiddeld begaafde kinderen bij het vaststellen van dyslexie.
Er is niet één enkel "dyslexie-gen"; momenteel zijn er meer dan 40 genen gekoppeld aan dyslexie, elk waarschijnlijk met een klein effect op zichzelf. Er is in geval van dyslexie geen enkel "dominant" of "recessief" gen.
Mensen met dyslexie zijn over het algemeen goed in het waarnemen van de dingen in hun omgeving, het zien van grote gehelen maar ook van details die anderen niet altijd opvallen. De meeste dyslectici denken ook op een sterk visuele (en minder talige) manier.
Dyslexie is voor een deel erfelijk. Dat wil zeggen dat de kans groter is dat een kind dyslexie heeft als één van de ouders dyslexie heeft. Kinderen van wie één van de ouders dyslexie heeft, hebben ongeveer een vier keer grotere kans om dyslexie te ontwikkelen dan kinderen van wie de ouders geen dyslexie hebben.
Je hebt bij dyslexie en dyscalculie zó veel moeite met lezen, schrijven of rekenen dat lezen of rekenen moeilijker gaat dan voor andere mensen. De problemen zijn zo erg dat bijles of andere begeleiding met lezen of rekenen vaak niet helpt. Dit zorgt ervoor dat veel dagelijkse dingen je meer tijd en energie kosten.