Als een voorwerp met een redelijke snelheid door een gas of een vloeistof beweegt, voldoet de wrijvingskracht Fw (in N) bij benadering aan Fw=½×ρ×cw×A×v² met ρ is de dichtheid van het gas of de vloeistof (in kg/m³), cw is de wrijvingscoëfficiënt (eenheidloos, hangt af van de vorm van het voorwerp), A is het frontale ...
Dit betekent dat de langs de helling verrichte arbeid van de wrijvingskracht even groot is als de hoeveelheid warmte-energie die ontstaat. De formule voor arbeid is W =F·s. Er geldt dus Fwrijving·40 m = 1536,229 J. Hieruit volgt Fwrijving = 1536,229 / 40 = 38,4057 N.
De wrijvingscoëfficiënt volgt eenvoudig uit µ = Fveer /Fnormaal = Fveer /(mblok·g ), g=9.81 m/s². Wanneer de massa en de trekkracht gemeten wordt met een bagage weeghaak [kg] dan volgt de wrijvingscoëfficiënt eenvoudig uit µ = mblok/Ftrek beide uitgelezen in kg.
Het berekenen van de veerconstante bij een drukveer
De veerconstante is te berekenen door de maximale kracht van de drukveer (Fn) te delen door de maximale veerweg (fn). Wanneer bovenstaande in een formule wordt uitgedrukt, dan is dit als volgt: C = Fn/fn.
2) De normaalkracht Fn is de kracht waarmee een plat vlak (bijvoorbeeld een tafel) tegen een voorwerp aan duwt. Alsof de tafel dus een kracht uitoefent op het voorwerp dat erop staat. De normaalkracht staat altijd loodrecht op het vlak waar het voorwerp op staat.
f = wrijvingscoëfficiënt; het getal dat de mate van wrijving tussen twee oppervlakken aangeeft. De wrijving voor hout/hout” kun je berekenen door f = Fw,s,max / Fn. In dit geval is de Fn gelijk aan de Fz want het steunt op een rechte, vlakke ondergrond. Fz = m * g; m (in kg) en g (valversnelling op aarde).
Er bestaan 2 soorten wrijvingskracht: statische en dynamische.
Normaalkracht berekenen
Het berekenen van de normaalkracht gaat volgens de formule Fn = m * g. Hierbij is m de massa van het object in kilogram en g de zwaartekrachtversnelling in m/s². In de meeste gevallen is g een constante, namelijk 9.81 m/s². De uiteindelijke waarde wordt uitgedrukt in Newton.
Als de waarde van de statische wrijvingscoëfficiënt groter is dan 1, dan heb je een kracht nodig die groter is dan μN om het lichaam in beweging te brengen. Als de waarde van de kinetische wrijvingscoëfficiënt groter is dan 1, dan betekent dit dat dit de maximale waarde van de kinetische wrijvingscoëfficiënt is.
Wrijvingskracht is een contactkracht . Wrijving is de kracht die beweging tegenhoudt wanneer het oppervlak van een object in contact komt met het oppervlak van een ander object. Voorbeeld: Wrijvingskracht tussen twee stenen die tegen elkaar wrijven.
De waarde van de dynamische wrijvingscoëfficiënt is meestal afhankelijk van de snelheid waarmee de massa over de ondergrond schuift. Doorgaans neemt de wrijvingskracht (bij benadering evenredig) met de snelheid af: waarin: μd0 = dynamische wrijvingscoëfficiënt bij klein snelheidsverschil.
Stap 1: Identificeer de massa van het object, de kracht waarmee het wordt bewogen en de coëfficiënt van kinetische wrijving met het oppervlak waarop het beweegt. Stap 2: Bereken de kracht van kinetische wrijving met behulp van de vergelijking: F k = μ kmg, waarbij g = 9,81 ms 2 de versnelling is als gevolg van de zwaartekracht .
Volgens de wet van Hooke is Fveer = –k u.
De formule om kinetische energie te berekenen is KE = 1/2 * massa * snelheid^2. De massa is de hoeveelheid materie in een object en de snelheid is hoe snel het object beweegt. Het belangrijkste om te onthouden is dat hoe groter de massa en hoe sneller het object beweegt, hoe groter de kinetische energie zal zijn.
Dit reken je uit met de formule Fr/m = dV/dt.
Hoe bereken je de normaalkracht? De normaalkracht (Fn) kan worden berekend door de tweede wet van Newton toe te passen ( F=m*a ). Op een plat oppervlak kan Fn bijvoorbeeld worden berekend met Fn=m*g. Op een oppervlak met een hellingshoek X kan Fn worden berekend met Fn=m*g*cosX.
Bij deze wet hoort ook een formule, namelijk Fres = m*a . Dit betekent dat de resulterende kracht gelijk is aan de massa x de versnelling. Deze formule vertelt je dat je krachten kunt veranderen door of de massa of de versnelling groter te maken.
Een iets eenvoudiger antwoord. Zet een bekende massa M op de helling. Verhoog langzaam de hoek van de helling (theta) totdat de massa net begint te glijden. Op dat punt heeft de component van de zwaartekracht omlaag langs de helling Mg sin(theta) net de statische wrijvingskracht overwonnen en Ff = Mg sin(theta) .
De zwaartekracht verdubbeld, maar de wrijvingskracht blijft ongeveer gelijk. Daarom zal het dus sneller vallen. Dit is ook geval bij het neerdwarrelen van stof, of de vorming van mist. Maar als het oppvl groter wordt, dan hebben die blaadjes toch juist meer last van wrijvingskracht (door de lucht).
Die weerstand ontstaat door dat er voorwerpen tegen elkaar aan komen die wrijving geven. Wrijving zorgt voor weerstand. Om iets in beweging te zetten hebben we kracht nodig. Bijvoorbeeld: De fiets komt pas in beweging wanneer je begint te trappen op je pedalen.
Fz = m·g = 4,6·9,81 = 45,126 N. De grootte van de normaalkracht is hier dus ook 45,126 N. Afgerond 45 N. Ook als we puur naar de krachten kijken komen we hier op uit: De normaalkracht moet zowel de zwaartekracht van het bovenste blokje als van het onderste compenseren.