De gebruik je bij mannelijke en vrouwelijke woorden en bij meervouden: de man, de commissie, de bond, de huizen. Het gebruik je bij onzijdige woorden in het enkelvoud: het paard, het mannetje. Er zijn helaas weinig regels te geven voor het gebruik van de of het.
Wanneer je twijfelt, zoek je gewoon het zelfstandig naamwoord op in het woordenboek. Kijk of er een 'm', een 'v' of een 'o' achter staat. Als een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is, betekent dat dat je 'de' moet gebruiken. Is een woord onzijdig (o), dan gebruik je het lidwoord 'het'!
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Een lidwoord staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken.
Lidwoorden worden gebruikt voor zelfstandige naamwoorden of zelfstandige naamwoord-equivalenten en zijn een soort bijvoeglijk naamwoord. Het bepaald lidwoord (de) wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord om aan te geven dat de identiteit van het zelfstandig naamwoord bekend is bij de lezer. Het onbepaalde lidwoord (een, een) wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord dat algemeen is of wanneer de identiteit ervan niet bekend is .
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).
Wij hadden altijd een paar ezelsbruggetjes: Als woord eindigt op een -e, dan is het meestal die. Als je niet weet of het der/die/das is, en het is een het-woord in het nederlands, dan is het meestal das. Bij mannen is het altijd der en bij vrouwen die.
Wat is het verschil tussen de en het? 'Het' is voor onzijdige woorden. 'De' voor mannelijke en vrouwelijke woorden. Hoewel er regels zijn, komt het uiteindelijk vaak neer op het één voor één uit je hoofd leren van "de" en "het" woorden.
Alleen 'Mag ik het zout? ' geldt als juist. Zout is een onzijdig woord (een het-woord).
In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
Factuur is een vrouwelijk de-woord.
Een bijvoeglijk naamwoord bij factuur krijgt altijd een buigings-e: de onbetaalde factuur, een onbetaalde factuur, onbetaalde factuur. Stuur de factuur maar naar mijn huisbaas. Ik viel achterover toen ik het bedrag op die factuur zag!
Het zelfstandig naamwoord mens is een de-woord én een het-woord. Zowel de mens als het mens is dus goed. Het mens verwijst vaak naar 'een (onaardige) vrouw'. De mens heeft betrekking op de mens als 'soort', de mens in het algemeen.
De gebruik je bij mannelijke en vrouwelijke woorden en bij meervouden: de man, de commissie, de bond, de huizen. Het gebruik je bij onzijdige woorden in het enkelvoud: het paard, het mannetje. Er zijn helaas weinig regels te geven voor het gebruik van de of het.
Na een voorzetsel volgt altijd een niet-onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord. Onderwerpsvormen zijn ik, jij/je, hij, zij/ze, het, wij/we, jullie en zij/ze.
Zowel de eigendom als het eigendom is mogelijk. Er is wel een betekenisverschil. De eigendom is de (abstracte) omstandigheid dat je ergens eigenaar van bent. Het eigendom is concreter: dat is datgene wat je bezit zélf.
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Je mag alleen lidwoorden weglaten als twee of meer woorden in de zin hetzelfde lidwoord krijgen. De woorden “vragenlijst” en “getal” krijgen niet hetzelfde lidwoord. Daarom schrijf je “de vragenlijst en het getal”.
Zowel het deken als de deken is correct in de betekenis 'grote lap stof waarmee men zich bedekt tegen de kou'. In België wordt meestal het deken gebruikt, in Nederland bijna uitsluitend de deken. U kunt uw taalgevoel volgen, maar pas uw keuze wel consequent toe.
Het alfabet kent verschillende klinkers, namelijk a, e, i, o en u. De rest van de letters zijn medeklinkers. Een handig ezelsbruggetje om te onthouden welke letters klinkers zijn is 'Oei, au'. Oei zeg je als je iets onhandigs doet, bijvoorbeeld zwaaien met een bijl.
Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord).Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
En in een artikel in Neerlandia oppert Frank Joosten dat de vooral gebruikt wordt bij niet-commerciële instanties; bij commerciële omroepen laat je de weg. Dat dit niet altijd opgaat, is te zien aan namen als LLiNK, MAX, Canvas en Ketnet, die allemaal niet-commercieel zijn en toch geen lidwoord krijgen.
Onbepaald: een, geen
de en het ('t) zijn bepaalde lidwoorden, een ('n) en geen noemen we onbepaald.
Een onbepaald lidwoord verwijst naar iets dat nog niet bekend / niet eerder genoemd is. Het Nederlands kent één onbepaald lidwoord: een.