De aanwezigheid van een aantal zogenaamde signaalwoorden geven vaak aan dat je de Present Continuous hoort te gebruiken. Dit zijn (right) now, at the moment, today, this week/month/year en currently.
Tijdsmarkeringen of signaalwoorden voor de tegenwoordige tijd: Handelingen die plaatsvinden op het moment van spreken: op dit moment, nu, zojuist.Nu meteen, luisteren.., kijken..
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Er zijn ook enkele signaalwoorden waaraan je kan herkennen dat je de Present Simple moet gebruiken, bijvoorbeeld: always, never, often, sometimes, usually, on Mondays, during the week, in the weekend.
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
Signaalwoorden voor de past continuous zijn: when, while, at the same time.
De present simple (tegenwoordige tijd) gebruik je voor acties die in het heden plaatsvinden, zoals permanente situaties, gewoontes en feiten. De present continuous (progressieve vorm van de tegenwoordige tijd) gebruik je niet voor permanente situaties, maar voor situaties/acties die nu bezig zijn.
Signaalwoorden: en, ook, verder, ten eerste/ten tweede, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, bovendien, vervolgens, ten slotte, als laatste.
De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: - Ik ben aan het sporten. - We zijn aan het zingen.
Signaalwoorden die de tegenwoordige tijd aangeven zijn: alledaags, vaak, soms, altijd, gewoonlijk, zelden, nooit, eerst …dan, …
We gebruiken de present continuous (am/is/are + -ing) om te praten over tijdelijke dingen die zijn begonnen maar nog niet zijn afgemaakt . Ze gebeuren vaak nu, op dit moment. Hier zijn wat voorbeelden van dingen die nu gebeuren. Ik upload gewoon wat foto's naar Facebook en ik stuur een bericht naar Billie.
To be betekent "zijn". In de tegenwoordige tijd (present simple) zijn er drie vormen: am, is en are. Ze hebben alledrie en verkorte vorm: 'm, 's en 're.
De present progressive wordt gebruikt om een doorlopende (continue) actie of gebeurtenis te beschrijven. Het wordt het meest gebruikt bij het bespreken van huidige acties en toekomstige intenties of plannen. Present progressive voorbeelden Hij luistert naar muziek.We gaan morgen eten in dat nieuwe restaurant.
We gebruiken meestal de present continuous als het plan een afspraak is – al bevestigd met minstens één andere persoon en we weten de tijd en plaats . Ik ontmoet Jane om 8 uur op zaterdag. We hebben volgende zaterdag een feestje. Wil je komen?
Je gebruikt de present continuous wanneer je wil aangeven dat iets op dit moment gebeurt. In moeilijke taal noem je het ook wel een 'duurvorm', omdat het constant bezig is. Dit kan je in je achterhoofd houden. Je maakt de present continuous met een vorm van to be (am/is/are) + werkwoord + -ing.
10 zinnen met de tegenwoordige tijd
Mijn moeder kookt het avondeten. De band speelt alle klassiekers. Monica en Rachel gaan morgen op reis. Sheethal oefent niet voor de laatste auditie.
Engelse tijden
Het Engels kent drie tijden: de present tense (tegenwoordige tijd), de past tense (verleden tijd) en de future tense (toekomende tijd). Deze tijden zijn vervolgens onder te verdelen in verschillende vormen. Dit zijn de vormen van de tegenwoordige tijd: Present simple: “She walks to the bus.”
Overgangen (of signaalwoorden) zijn woorden en zinnen die de verbinding tussen ideeën laten zien . Om te laten zien hoe overgangen ons leiden, volgen hier dezelfde twee ideeën, maar dit keer met een overgangswoord: Ik drink graag koffie, ook al houdt het me 's nachts wakker.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot.
Simple tense (d.w.z. simple present tense) wordt gebruikt voor dingen die herhaald worden, deel uitmaken van een routine en/of permanent zijn. Continuous tense (d.w.z. present progressive tense) wordt gebruikt voor dingen die tijdelijk zijn of kunnen veranderen.
De present continuous van een werkwoord bestaat uit twee delen - de tegenwoordige tijd van het werkwoord to be + het tegenwoordig deelwoord van het hoofdwerkwoord.
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.