Een plantaardige cel is een cel zoals die bij planten en algen voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een celwand, een membraan, een laagje cytoplasma en een vacuole: de grote, centrale ruimte die gevuld is met water en opgeloste stoffen.
Plantencellen zijn eukaryotische cellen die hun eigen voedsel maken door middel van fotosynthese . De definitie van plantencel omvat ook belangrijke organellen die uniek zijn voor plantencellen, zoals een grote, centrale vacuole en een celwand van cellulose.
Zenuwcellen: de zenuwcellen geleiden elektrische impulsen. Kraakbeencellen: deze cellen zorgen voor flexibiliteit en stevigheid in het kraakbeen. Botcellen: de botcellen zorgen voor stevigheid. Dwarsgestreepte spiercellen: deze cellen zorgen voor de beweging in de skeletspieren.
In het menselijk lichaam komen meer dan 400 verschillende celtypen voor. Celtypen die het meest voorkomen qua aantal zijn onder meer rode bloedcellen, epitheel- en endotheelcellen, lymfocyten, hepatocyten (levercellen), neuronen (zenuwcellen), vetcellen en spiercellen.
Een celwand is opgebouwd uit een middenlamel (bevat met name pectine), een primaire celwand (bevat met name cellulose en hemicellulose) en eventueel een secundaire celwand (bevat met name lignine (houtstof) en evt. cutine (kurkstof)). De lagen komen bij de verschillende gewassen in verschillende samenstellingen voor.
Eukaryoten zijn alle organismen met een celkern, dus alle dieren, planten, schimmels en protisten.
De celwand bestaat uit een netwerk van cellulosemicrofibrillen en dwarsverbindende glycanen, ingebed in een sterk vernetwerkte matrix van pectinepolysacchariden .
Dierlijke cellen hebben geen celwand én geen vacuole, plantaardige cellen wel. Plantaardige cellen kunnen (afhankelijk van welk deel van de plant ze zijn) bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels hebben. Verder hebben dierlijkeen plantaardige cellen wel beiden een celmembraan en cytoplasma.
De cellen zijn van verschillende typen met een unieke eigen functie. Geschat wordt dat er meer dan 200 verschillende typen cellen aanwezig zijn in een volwassen mens . Enkele daarvan zijn als volgt: Stamcellen: Dit zijn de primaire cellen waaruit alle andere cellen ontstaan.
Een cel bestaat uit een plasmamembraan met daarin verschillende organellen. Organellen zijn kleine orgaantjes met allemaal een eigen functie. We hebben organellen zoals de celkern (nucleus), mitochondriën, ribosomen, het endoplasmatisch reticulum, het golgi apparaat, lysosomen en het cytoskelet.
Bloedcellen hebben een beperkte levensduur. Rode bloedcellen leven 120 dagen, witte bloedcellen twee en bloedplaatjes tien dagen. Het lichaam breekt de cellen zelf af en vervangt ze door nieuwe. Per dag maakt ons lichaam wel 200 miljard cellen aan.
T-cellen herkennen vreemde cellen, zoals kankercellen, met hun 'voelsprieten', de T-celreceptoren. Deze receptoren controleren of cellen er normaal uitzien. Als de receptor een kankercel herkent, maakt de T-cel stoffen aan om de kankercel te doden.
Een gewone cel
Zo ziet een gewone gevangeniscel eruit: een cel is ongeveer 10 m2. Er zijn een wc en wastafel en er staan een bed, een kast, een tafel en een stoel. Op een vaste plek aan de muur mag een gevangene posters en foto's hangen. Alle cellen hebben een raam.
Planten hebben eukaryotische cellen met grote centrale vacuolen, celwanden die cellulose bevatten en plastiden zoals chloroplasten en chromoplasten. Verschillende soorten plantencellen omvatten parenchymale, collenchymale en sclerenchymale cellen .
Planten kunnen voor 95% uit water bestaan. Wanneer planten verwelken, komt dat doordat er te veel water uit de plant verdwijnt. Naast water is koolstof het meest voorkomende materiaal in een plant. Water, dat tot 95% van het gewicht van een plant kan uitmaken, komt de plant binnen via de wortels.
Cellen worden grofweg in twee typen gecategoriseerd: eukaryotische cellen, die een kern bezitten, en prokaryotische cellen, die geen kern bezitten maar wel een nucleoïde regio. Prokaryoten zijn eencellige organismen, terwijl eukaryoten eencellig of meercellig kunnen zijn.
Hoewel neuronen de langstlevende cellen in het lichaam zijn, sterven er grote aantallen tijdens migratie en differentiatie. Het leven van sommige neuronen kan vreemde wendingen nemen. Sommige hersenziekten zijn het resultaat van de onnatuurlijke dood van neuronen.
Een cel is een massa cytoplasma die extern wordt gebonden door een celmembraan . Cellen zijn meestal microscopisch klein en de kleinste structurele eenheden van levende materie en vormen alle levende wezens. De meeste cellen hebben een of meer kernen en andere organellen die verschillende taken uitvoeren.
De celwand in de plantaardige cel vormt een extra laagje om het celmembraan. De celwand bestaat uit de taaie stof cellulose en geeft hiermee veel stevigheid aan de cel. Dit zorgt er dan ook voor dat een plantaardige cel steviger is dan een dierlijke cel.
Er zijn drie soorten plastiden die elk een andere kleur geven aan de cel. De bekendste plastide is de chloroplast, ook wel bladgroenkorrel genoemd. Chloroplasten vind je in alle groene delen van de plant en geven dan ook een groene kleur aan de cel.
Een semipermeabele membraan is een membraan dat water en enkele andere stoffen wel doorlaat, maar de meeste stoffen niet. Bijna alle dierlijke en plantaardige cellen hebben zo'n membraan. Bij plantaardige cellen, zoals bij de rode ui zitten het celmembraan en de celwand niet aan elkaar.
Plantencelwanden bestaan uit cellulose . De celwand bestaat uit een netwerk van cellulosemicrofibrillen ingebed in de matrix van pectinepolysacchariden. De primaire celwand bestaat uit de polysacchariden cellulose, hemicellulose en pectine. Een secundaire celwand wordt gevormd door de afzetting van lignine.
Celwanden behoren tot de tussencelstof van het plantaardige weefsel. Celwanden zorgen voor stevigheid en bescherming.
Dergelijke secundaire celwanden, die zowel dikker als stijver zijn dan primaire wanden, zijn vooral belangrijk in celtypen die verantwoordelijk zijn voor de watergeleiding en voor de mechanische sterkte van de plant .