Het recht van artikel 4 correspondeert met het recht dat in het gelijkluidende artikel 3 van het EVRM is gewaarborgd: `Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Artikel 3 luidt “Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen”. Dit is een absoluut recht.
Absolute grondrechten zijn grondrechten die niet beperkt kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn het verbod op foltering uit artikel 3 van het EVRM. Deze mogen dus nooit beperkt worden ook niet tijdens een noodtoestand.
Het EVRM biedt burgers van de aangesloten landen de mogelijkheid om de eerbiediging, of gebrek daaraan, van hun rechten en fundamentele vrijheden te laten toetsen door een rechterlijke macht. Hiertoe kunnen zij een procedure aanspannen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg.
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) Het EVRM dat in 1950 door de Raad van Europa is ondertekend, is een internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in Europa.
Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Het artikel bevat uitzonderingen voor de gevallen van wettelijke doodstraf en dood als gevolg van het gebruik van geweld dat absoluut noodzakelijk is ter zelfverdediging, teneinde een arrestatie te bewerkstelligen of ter onderdrukking van een oproer of opstand.
Tot 1998 was het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens alleen geldig in landen die het verdrag hadden geratificeerd. Sinds 1998 is het verdrag bindend voor alle lidstaten van de Raad van Europa. Ratificatie van het EVRM geldt als noodzakelijke voorwaarde om lid te kunnen worden van de Raad van Europa.
Het HvJEU heeft een meer directe invloed op de wetgeving van de EU-lidstaten, terwijl het EHRM een bredere geografische reikwijdte heeft en zich richt op de bescherming van de mensenrechten in heel Europa.
De bepalingen van het EVRM (met directe werking) gelden als rechtsnorm op grond van de artikelen 93 en 94 Grondwet. 4 De bepalingen van het EVRM hebben zelf voorrang boven nationale rechtsnormen. Omdat het EVRM ook voorgaat op de Grondwet, is het toetsingsverbod van art.
De bepalingen van artikel 3 van het Europees Verdrag vallen volledig binnen deze categorisering van absolute rechten .
Mensonterend of vernederend. Iemand vernederen of beledigen kan ertoe leiden dat diens menselijke waardigheid aangetast is. Wanneer elk redelijk persoon erdoor verontwaardigd zou zijn, spreekt men van onterende behandeling of bestraffing.
Het absoluut recht is een recht dat tegenover iedereen kan worden gehandhaafd. Voorbeelden van absolute rechten zijn het eigendomsrecht en intellectuele eigendomsrechten. Absoluut recht wordt ook wel aangeduid als exclusief recht.
Artikel 3 Een ieder heeft recht op leven, vrijheid en veiligheid van zijn persoon . Niemand mag in slavernij of horigheid worden gehouden; slavernij en slavenhandel zijn in iedere vorm verboden. Niemand mag worden onderworpen aan martelingen of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
Een burger kan zich wenden tot het EHRM, als de lidstaat partij is bij het EVRM en alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. Het toepassingsbereik van het Handvest is daarmee beperkter dan het EVRM.
Het UVRM zegt hierover dit: 'Iedereen heeft recht op leven'. Dit kun je aanvoeren als argument tegen het opleggen en uitvoeren van de doodstraf. Het EVRM zegt: 'De doodstraf is afgeschaft. Niemand wordt tot een dergelijke straf veroordeeld of terechtgesteld.
Als het Hof tot de vaststelling komt dat een lidstaat één of meerdere van deze rechten en vrijheden heeft geschonden, wordt dit in een uitspraak neergelegd. Deze uitspraak (“arrest” genaamd) is bindend; de betrokken lidstaat is verplicht er gevolg aan te geven.
Het EHRM ontwikkelde de Bosphoruspresumptie (of het vermoeden van Bosphorus). Dit houdt in dat er een vermoeden is dat het Unierecht dezelfde mate van bescherming biedt als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Ja, iedere burger heeft de mogelijkheid zich tot het Hof van Justitie of het Gerecht te wenden, en wel op twee manieren: indirect of direct. Om te beginnen bestaat die mogelijkheid, wanneer een zaak door de nationale rechter wordt behandeld.
De uitspraak van het Hof is bindend voor de betrokken staat. Die gebondenheid kan soms leiden tot de noodzaak algemene maatregelen te treffen, bijvoorbeeld een wetswijziging. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa controleert of de betrokken staat de uitspraak ook inderdaad naleeft.
Uit die opsomming blijkt dat de Grondwet en de organieke wet het Grondwettelijk Hof geen bevoegdheid toekennen om wetgeving te toetsen aan het Europees recht.
Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. De rechten van artikel 6 corresponderen met de rechten die in artikel 5 van het EVRM zijn gewaarborgd en hebben overeenkomstig artikel 52, lid 3, van het Handvest dezelfde inhoud en reikwijdte.
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens voorziet in het recht op respect voor privé- en familieleven, het eigen huis en het briefgeheim, waarbij bepaalde beperkingen in overeenstemming met de wet en noodzakelijk in een democratische samenleving mogelijk zijn.
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.