De oppervlakte is de totale grootte van een figuur. In het voorbeeld hieronder gaat het om de grootte van het groen gekleurde vlak. De oppervlakte van een figuur kun je berekenen door de lengte en de breedte met elkaar te vermenigvuldigen.
Om de totale oppervlakte te berekenen moet men de som maken van alle niveau's van het te verwezenlijken bouwwerk. Voor een ééngezinswoning zal men dus, gaande van de kelder tot en met de zolder, alle oppervlaktes moeten optellen die gelegen zijn tussen de buitenkanten van de buitenwanden.
Totale oppervlakte is de totale oppervlakte, in vierkante meters, van het buitenoppervlak van een object . In het geval van een geometrische vorm zoals een kubus of cilinder, is het de som van de oppervlakte van de individuele vlakken of oppervlakken van de vorm.
Onder totale oppervlakte wordt verstaan het gehele landoppervlak binnen de grenzen van het onroerend goed .
De basisformule voor het berekenen van oppervlakte is Lengte maal Breedte (LxB) . Als u de oppervlakte voor een rechthoek schat, gebruikt u altijd LxB. Als u de oppervlakte voor een vierkant berekent, kunt u de lengte van één Zijde vermenigvuldigen met zichzelf, of (S 2 ). De illustratie hierboven toont een kamer van 12′ breed bij 20′ lang.
De formule varieert afhankelijk van de vorm. Voor rechthoeken en vierkanten, A = lengte x breedte . De oppervlakte van een cirkel is A = ðr^2. Tot slot, de oppervlakte van een driehoek is A = ½ (basis x hoogte).
Wil je de oppervlakte van iets berekenen, vermenigvuldig de lengte met de breedte van het oppervlak. Voorbeeld: je muur is 2,40 m hoog en 6 m breed. De oppervlakte van je muur is dan 2,40 x 6 = 14,40 vierkante meter (oftewel m2).
De oppervlakte van een vlakke meetkundige figuur, of algemener van een tweedimensionaal meetkundig object, is een maat voor de grootte ervan. De SI-eenheid van oppervlakte is de vierkante meter: m², afgeleid van de basiseenheid meter.
Neem bijvoorbeeld een vierkant van 7 bij 7. De zijden hebben een lengte van 7 eenheden en de oppervlakte is 7*7 (7 keer 7). Dat is gelijk aan 49 , wat een oneven getal is.
Gebogen oppervlak (CSA) – Dit omvat het oppervlak van alle gebogen oppervlakken. Lateraal oppervlak (LSA) – Dit omvat het oppervlak van het hele oppervlak, exclusief de bovenste en onderste gebieden. Totaal oppervlak (TSA) – Dit omvat het oppervlak van alle oppervlakken van het object, inclusief de bases.
Oppervlakte meet de ruimte die nodig is om de buitenkant van een driedimensionale vorm te bedekken . Oppervlakte is de som van de oppervlakken van de afzonderlijke zijden van een vaste vorm. Oppervlakte wordt gemeten in vierkante eenheden. Er zijn formules om de oppervlakte van verschillende vaste vormen te vinden.
Lengte x breedte
Wil je de woonoppervlakte berekenen? Vermenigvuldig de lengte met de breedte van een ruimte. Meet hierbij van binnenmuur tot binnenmuur. Tel de vierkante meters van alle ruimtes bij elkaar op en je hebt de totale oppervlakte van een woning berekend.
Terwijl de basisformule voor de oppervlakte van een rechthoekige vorm lengte × breedte is, is de basisformule voor volume lengte × breedte × hoogte . Hoe u naar de verschillende dimensies verwijst, verandert de berekening niet: u kunt bijvoorbeeld 'diepte' gebruiken in plaats van 'hoogte'.
De oppervlakte wordt binnenmaats gemeten. Dit houdt in dat gemeten mag worden van binnenmuur tot binnenmuur (de buitenmuurdikte telt dus niet mee). Schuine daken mogen als woonoppervlakte worden gerekend vanaf een hoogte van 1,50 m. Overige inpandige ruimten hebben geen woonfunctie.
Door de lengte x breedte x hoogte met elkaar te vermenigvuldigen bereken je de inhoud van een balk. In je wiskundeboek worden daar niet altijd eenheden bij gebruikt. Bijvoorbeeld een balk met een hoogte van 10 een breedte van 20 en een lengte van 60 heeft een inhoud van 10x20x60=12000.
Meet de breedte en de lengte van de rechthoek. Tel de lengte en breedte van de rechthoek met elkaar op en vermenigvuldig deze uitkomst met 2.
Oppervlakte van het kwadraat formule
Laten we nu deze formule gebruiken om de oppervlakte van een vierkant met zijde 7 cm te vinden. We weten dat de oppervlakte van een vierkant = zijde × zijde. Als we de lengte van de zijde vervangen door 7 cm, is 7 × 7 = 49. Daarom is de oppervlakte van het gegeven vierkant 49 cm 2 .
In het kort zeg je: de oppervlakte van een figuur is de lengte x de breedte.
Waarom wordt het oppervlak uitgedrukt in vierkante eenheden? Oppervlakte wordt uitgedrukt en gemeten in vierkante eenheden. Dit komt omdat het oppervlak van een geometrische vorm het aantal vierkante eenheden is dat nodig is om het volledig te bedekken, zoals vierkante tegels op een vloer . Oppervlakte van een vierkant wordt berekend met behulp van de kwadratische formule zijde maal zijde.
De oppervlakte is de totale grootte van een figuur. In het voorbeeld hieronder gaat het om de grootte van het groen gekleurde vlak. De oppervlakte van een figuur kun je berekenen door de lengte en de breedte met elkaar te vermenigvuldigen.
Het totale oppervlak omvat het oppervlak van alle vlakken van de vorm, terwijl het gebogen of laterale oppervlak alleen het oppervlak van de zijkanten van de vorm omvat.
Een are omvat een gebied van 100 m², ofwel een vierkante decameter (1 dam2). Andere oppervlaktematen, gebaseerd op de are zijn: ca of centiare = 0,01 are = 1 m² ha of hectare = 100 are = 10 000 m²
Het getal π, soms geschreven als pi, is een wiskundige constante, met in decimale notatie de getalswaarde 3,141 592 653... Het getal is de verhouding tussen de omtrek en de diameter van een cirkel. Het getal π komt voor in veel verschillende formules binnen de wiskunde en natuurkunde.
Hoe bereken je de schaal of verhouding? Voor het berekenen van de schaal of verhouding heb je twee getallen nodig, de grootte van het schaalmodel en de werkelijke grootte. De grootte van het schaalmodel deel je door de werkelijke grootte. Zo bekom je de schaal.
Een hectare is een vlaktemaat. Het is een eenheid van oppervlakte van 100 m × 100 m = 10.000 m² = 1 hm² en wordt als ha afgekort. Een hectare is een afkorting van hecto-are ofwel 100 aren.