De conditionnel passé is de verleden tijd van de Franse voorwaardelijke wijs (conditionnel) die twee vormen kent. De betekenis komt in grote lijnen overeen met die van de voltooid toekomende tijd.
Om de conditionnel passé te vormen, neem je de conditionnel présent van de hulpwerkwoorden avoir of être en je voegt er de participe passé aan toe. Pas op, bij être moet je wel een accord maken met je onderwerp of le sujet. Voor de vertaling stel je je best altijd eerst de vraag: 'Wat als?'
Laatst bijgewerkt: 2023-03-25. Le Conditionnel Passé is de verleden tijd van de voorwaardelijke wijs , die handelingen uitdrukt die in het verleden zouden hebben plaatsgevonden of hadden kunnen plaatsvinden.
Le conditionnel is de Franse 'zou'-vorm. Le conditionnel is dus de onvoltooid verleden toekomende tijd. Vaak praat je in de conditionnel over iets wat je zou doen of zou willen doen in de toekomst. “Ik zou zo graag op vakantie willen!”
In een bijzin met si gebruik je de imparfait, in de hoofdzin gebruik je dan de conditionnel. Si j'avais beaucoup d'argent, je voyagerais aux États-Unis. Als ik veel geld had zou ik naar de Verenigde Staten reizen. De conditionnel wordt ook gebruikt om iets (heel) netjes te vragen.
De imparfait wordt gebruikt om herinneringen en gevoelens te beschrijven . Quand j'étais enfant, je rêvais de devenir chanteur = Toen ik een kind was, droomde ik ervan om zangeres te worden. De conditionele is een tijd die een actie beschrijft die kan plaatsvinden als er een andere actie plaatsvindt.
De imparfait gebruik je als je een beschrijving in het verleden geeft of als je een gebeurtenis of een gewoonte noemt. Bijvoorbeeld: 'De zon scheen'. In het frans is dit: 'Le soleil brillait'. De passé composé gebruik je meer als je het hebt over een actie in het verleden.
In Le Conditionnel Présent gebruik je altijd dezelfde stam als die gebruikt in Le Futur Simple (Indicatif), gevolgd door L'Imparfait (Indicatif) uitgangen (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient) .
Er zijn echter enkele onregelmatigheden. Bijvoorbeeld, werkwoorden zoals "être" (zijn) hebben onregelmatige stammen in de imparfait: j'étais, tu étais, il/elle/on était, nous étions, vous étiez, ils/elles étaient.
Le futur du passé: je gebruikt in het NL zou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken. Ook hier zijn er (dezelfde) onregelmatige stammen.
De conditionele voltooid tegenwoordige tijd, ook wel de verleden tijd (conditionnel passé) genoemd, wordt gebruikt om uit te drukken wat er zou zijn gebeurd . Om de conditionele voltooide tijd te vormen, gebruikt u de conditionele van avoiror être, plus een voltooid deelwoord, bijvoorbeeld 'j'aurais travaillé' - 'ik zou hebben gewerkt'.
Conditionnel passé, tweede formulier
De tweede vorm van de verleden tijd wordt vooral gebruikt in si-zinnen en is een literaire tijd, dus alleen te vinden in zeer formeel geschreven Frans. De tweede vorm van de conditionele voltooide tijd is equivalent aan de conditionele voltooide tijd in gesproken Frans, hier getoond (in haakjes). Bijvoorbeeld…
voor hypothetische situaties uit het verleden , met behulp van de constructie Si + plus-que-parfait → conditionnel passé . Dit is het equivalent van de Engelse 'if + past perfect → past conditional'-constructie. Als Victor de decongele versie van zijn missie heeft gedaan, zijn zijn missies teruggekeerd.
FUTUR: ► Ik zal geven = Je donner- ai. In het Frans heet deze vorm de ► FUTUR SIMPLE. Le conditionnel = zou (den) + hele werkwoord, en wordt net als de Futur Simple (zullen + hele werkwoord) gevormd met het hele werkwoord + uitgang. CONDITIONNEL ► Ik zou geven = Je donner -ais.
Hoe vorm je de participe passé? De participe passé of het voltooid deelwoord vorm je door de stam van het werkwoord te nemen en daar de juiste uitgang aan te plakken. Parce que Maître Gims avait parlé à la serveuse, sa copine était jalouse. Omdat Maître Gims met de serveerster had gepraat, was zijn vriendin jaloers.
Het imparfait wordt gevormd door eerst de vorm van nous (1e persoon mv) in de présent te nemen, daar -ons (de uitgang) van af te halen en de uitgangen van het imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient) ervoor in de plaats te zetten.
Hoe vorm je de conditionnel présent? Om de conditionnel présent te vormen, neem je de stam van de futur simple en je voegt er de uitgangen van de imparfait (-ais, -ait, -ions, -iez of -aient) aan toe!
De passé simple is het tegenovergestelde van de imparfait waarmee het vaak gebruikt wordt. Het drukt een plotselinge gebeurtenis uit, die plaatsvindt tijdens het verhaal dat in de imparfait staat. Voorbeeld: La fête battait son plein lorsqu'un orage éclata. (Het feest was in volle gang toen er een onweer losbarstte.)
Let op: Sommige werkwoorden zijn onregelmatig in de imparfait en volgen niet het regelmatige patroon. Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in de imparfait zijn être (zijn), avoir (hebben), faire (doen/maken), aller (gaan) en pouvoir (kunnen).
Om de conditionnel passé te vervoegen gebruiken we de conditionele vorm van avoir/être gevolgd door het participe passé van het werkwoord . In ontkennende zinnen komt het voltooid deelwoord na het tweede deel van de ontkenning (pas). Voorbeeld: J'aurais rigolé.
Passé composé is uw go-to voor acties die een specifiek aantal keer voorkomen . Bijvoorbeeld, "J'ai déjà vu ce film deux fois" (ik heb deze film al twee keer gezien) geeft afzonderlijke voltooide acties aan. Imparfait daarentegen past bij situaties met ontelbare gebeurtenissen of lopende scenario's.
In het Nederlands betekent plus-que-parfait 'voltooid verleden tijd'. Denk bijvoorbeeld aan zinnen zoals: 'ik had gegeten'. De plus-que-parfait werkt precies hetzelfde in het Frans: hulpwerkwoord être of avoir in de imparfait + het voltooid deelwoord.
In het Nederlands wordt de futur simple de onvoltooid toekomende tijd (OTT) genoemd. Wij gebruiken het werkwoord 'zullen' om de OTT te vormen: 'Wij zullen na de lockdown een feestje bouwen. ' De OTT bestaat dus uit twee werkwoorden: 'zullen bouwen'.