Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord).Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
De correcte vorm is bij jou thuis. Thuis is in deze constructie een bijwoord van plaats dat bij jou nader bepaalt: 'niet bij jou op het werk of bij jou op school, maar bij jou thuis'.
Als bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud kan zowel de volle vorm jouw als de gereduceerde vorm je gebruikt worden. Jouw is nadrukkelijker dan je. Als er geen speciale nadruk nodig is, wordt in de praktijk vaker voor je dan voor jouw gekozen.
Jouw geeft altijd aan dat iets 'van iemand' is. Het duidt dus op bezit, bijvoorbeeld in 'Is dat jouw telefoon? ' Jou geeft geen bezit aan. Het past in zinnen als 'Ik geef jou mijn telefoon.
Vervang jou(w) met u(w). Wanneer er in de zin “uw” komt te staan dan wordt het ook jouw. Dus: wat is jou adres? Vervang dit door u(w).
Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord).Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord). In dit geval kun je wel zeggen “bij hem thuis”, maar niet “bij zijn thuis”, dus moet het “jou” zijn.
Naam. Straat + huisnummer (en “bus” + het busnummer als er één is)Postnummer + gemeente.
Antwoord. De juiste spelling is: Ik heb jou jouw auto zien parkeren. Jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord.
Nogmaals: jou is een persoonlijk voornaamwoord, jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Als jullie op het feest komen, staat de jarige al drankjes uit te delen aan de bar. Je geeft haar jullie cadeautje en ze zegt: Dat is echt lief van jou!
Jouw – mét een W – schrijven we alleen zo als het woord zelf meteen ook het bezit aangeeft. Andere bezittelijke voornaamwoorden zijn: mijn, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie en hun. Ook bij het woord jou – zonder de W – kan er sprake zijn van bezit: De hond van jou is daar een goed voorbeeld van.
Jouw dag is correct. In dit geval wordt “jouw” gevolgd door een zelfstandig naamwoord en er is sprake van een bezitsrelatie.
Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”.Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
You're is een samentrekking van de zin you are, zoals in You're welcome of You're my best friend. Your is een bezittelijk bijvoeglijk naamwoord, zoals in your house of your car.
Het woord jou gebruik je dus om te verwijzen naar een persoon. Bijvoorbeeld: 'Ik heb jou gisteren opgehaald' of 'Mijn moeder zag jou door de stad lopen'. Het woord 'jouw' wordt dus gebruikt om bezit aan te duiden. Een voorbeeld hiervan is: 'Is dat jouw tas?
In Nederland wordt thuis als het-woord beschouwd.
Bij een het-woord krijgt het bijvoeglijk naamwoord alleen een buigings-e als het voorafgegaan wordt door het, dit, dat, een bezittelijk voornaamwoord of een vooropgeplaatste genitief. In de andere gevallen blijft het bijvoeglijk naamwoord voor thuis onverbogen.
Dat gebruik van haar is verouderd. In het hedendaagse Nederlands wordt alleen hen, hun of ze gebruikt. Daarmee kan zowel naar mannen als naar vrouwen verwezen worden.
Je schrijft een 'w' als je 'u' combineert met een substantief.Het substantief staat direct achter 'uw'. Je schrijft dus een 'w' als je 'u' possessief gebruikt.
De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij. Als je de betekenis van men heeft, zijn beide vormen gelijkwaardig.
Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord).Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
U is een persoonlijk voornaamwoord, uw is een bezittelijk voornaamwoord. Als je een persoon bedoelt, gebruik je het woord u: ik stuur u een brief.
Namen van landen schrijven we met een hoofdletter.
Een goed adres bestaat uit: straatnaam en huisnummer met zo nodig een toevoegsel, zoals een cijfer of letter (2, III,A) of een nadere aanduiding conform plaatselijk gebruik (Boven, twee hoog, Bis), postcode en plaatsnaam.