Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
Om zo'n hoofdvraag te kunnen stellen moet je goed weten wat je met jouw onderzoek wilt bereiken. Wat is, behalve van het halen van een goed cijfer, het doel dat je wilt bereiken met jouw onderzoek– en is dat doel wel haalbaar? Wat wil je precies uitzoeken, of voor welk probleem wil je een oplossing bedenking?
Als je het onderwerp van een tekst hebt gevonden, kun je jezelf de volgende vraag stellen: Wat wordt er in deze tekst verteld over [onderwerp X]? Wanneer het je gelukt is om het antwoord op deze vraag goed samengevat in één zin te formuleren, dan heb je de hoofdgedachte van de tekst te pakken.
De belangrijkste informatie in de tekst noem je de hoofdzaak. Wat niet zo belangrijk is, is een bijzaak. Om de hoofdzaak van een tekst te vinden, kijk je op zogenaamde voorkeursplaatsen. Voorkeursplaatsen voor de hoofdzaak zijn bijvoorbeeld de titel, het begin of eind van een tekst.
De hoofdvraag is het belangrijkste onderzoeksvraag van je scriptie. Je stelt je hoofdvraag op aan de hand van je probleemstelling. Een goede hoofdvraag is onderzoekbaar, haalbaar, origineel, complex, relevant, specifiek en focust zich op één probleem.
De hoofdvraag is de centrale onderzoeksvraag en komt overeen met de probleemstelling of is direct hiervan afgeleid. Deze vraag is het uitgangspunt van je zoektocht. De hoofdvraag omschrijft exact wat je wilt weten en geeft richting aan je zoektocht. Het is dan ook belangrijk om je vraag goed te formuleren.
De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding en het slot van een tekst. De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin.Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld.
Het onderwerp vertelt in één of enkele woorden waar de tekst over gaat.De hoofdgedachte vertelt kort waar de tekst over gaat, meestal in één of twee zinnen.
Alle belangrijke informatie die over een onderwerp wordt gegeven, noem je hoofdzaken. Minder belangrijke dingen noem je bijzaken. x Bijvoorbeeld feiten, jaartallen of eigenschappen van het onderwerp.
Het onderwerp van de tekst bestaat uit een paar woorden. De hoofdgedachte is daarentegen een zin. Voorbeeld: Een tekst over appeltaart, waarin de schrijver de lezer wil overtuigen dat appeltaart vies is.Het onderwerp is appeltaart en de hoofdgedachte is 'appeltaart is vies'.
De hoofdgedachte is altijd één complete zin. Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed! Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!
De vraag is goed en duidelijk afgebakend. De vraag is relevant. De vraag sluit aan op je probleemstelling en doelstelling. Het is een complexe vraag, dus geen ja/nee-vraag.
Je probleemstelling leidt tot je hoofdvraag. Het verschil is als volgt: Probleemstelling: Hierin beschrijf je het probleem dat je gaat onderzoeken. Hoofdvraag: Hiermee geef je aan op welke exacte vraag in relatie tot het probleem je met jouw onderzoek een antwoord gaat geven.
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
Het onderwerp is het brede, algemene thema of de boodschap.Het is wat sommigen het onderwerp noemen.Het hoofdidee is het "sleutelconcept" dat wordt uitgedrukt . Details, groot en klein, ondersteunen het hoofdidee door te vertellen hoe, wat, wanneer, waar, waarom, hoeveel of hoeveel.
Bij een betoog moet je jezelf afvragen wat de schrijver van het onderwerp vindt. Wat is zijn/haar mening? En als het een beschouwing is, moet je je afvragen waarover je van de schrijver een mening moet vormen. Het antwoord op deze vragen is de hoofdgedachte van de tekst.
Wat belangrijk is in een tekst. Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea.Tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden.
hoofdzaak (zn) : kern, essentie, voornaamste, gewichtigste, belangrijkste.
Een hoofdzaak is vaak de belangrijkste informatie in een alinea, hoofdstuk of tekst.
De hoofdvraag volgt logischerwijs uit de probleemstelling
Op basis van de probleemstelling maak je de hoofdvraag. Het is daarom belangrijk dat je een uitvoerige probleemanalyse doet en deze raadpleegt voor het formuleren van je hoofdvraag.
Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen. Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
Hoofdvraag formuleren
Je doet er goed aan om je onderzoeksvragen SMART te formuleren (zowel de hoofd- als de deelvragen). Dit houdt in dat je vragen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden zijn. De hoofdvraag is afgeleid van je probleemstelling.