De verleden tijd van duren is 'duurde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geduurd'.
Het woord duurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Werkwoord "duren" - Nederlandse werkwoorden - bab.la werkwoordenvervoeger.
De verleden tijd van duren is 'duurde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geduurd'.
hebben. Een ander onregelmatig werkwoord is hebben. Ik heb gehad. Ik had een fiets.
Er staan 3 werkwoorden in deze zin: heeft, moeten en fietsen. Het eerste werkwoord, heeft, is geen zww, want dat is de persoonsvorm. En een persoonsvorm kan alleen een zww zijn als die het enige werkwoord in de zin is. Dan blijven er nog 2 over: moeten en fietsen.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
"Hebben" is de infinitief (de "og"-vorm)."Hebben" wordt gebruikt voor "wij", "zij" en "jullie"."Heb" wordt alleen gebruikt voor "ik".En "hebt" wordt gebruikt voor "jij", "hij" en "zij".
De stam vind je in de meeste gevallen door van het hele werkwoord -en af te halen. De stam is niet altijd gelijk aan de ik-vorm. Wat je na het weghalen van -en overhoudt, is de stam. De stam van worden is word, de stam van houden is houd, die van draaien is draai, enz.
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
En in alle voltooide tijden, waar je het voltooid deelwoord van een werkwoord gebruikt, komt ook nooit een -DT voor: zij heeft geleid (voltooid deelwoord van werkwoord: leiden), hij heeft gestreden, jij hebt vermoed, het is geschud etc.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Slide 14 - Video. Als het woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef om te horen of je een -t of een -d aan het eind van een woord moet schrijven. Je maakt het woord met een t-klank langer met -e, -en of -ig. Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Beide vormen zijn juist. U hebt klinkt iets gewoner. Het woordje u is van oorsprong een derde persoon enkelvoud: u is, u heeft, u kan, u wil, u zal. Maar tegenwoordig vat men u op als een tweede persoon enkelvoud, omdat het de beleefdheidsvorm is van jij.
Betekend is het voltooid deelwoord van betekenen. Het voltooid deelwoord betekend eindigt op een d, omdat de verleden tijd betekende ook een d bevat.
In Nederland heeft de vervoeging 'heeft kunnen gebeuren' de voorkeur; de variant met is komt weinig voor. In België is ook 'is kunnen gebeuren' algemeen geaccepteerd. In de voltooide tijd combineer je het werkwoord kunnen met het hulpwerkwoord hebben. Het is 'Het heeft gekund.
Kijk maar eens naar de volgende zin: 'Ik heb patat gegeten. ' Het hoofdwerkwoord in de zin is 'gegeten'. Het werkwoord 'heb' zegt iets over dat hoofdwerkwoord, waardoor 'heb' het hulpwerkwoord in deze zin is. Aan de hand van dit werkwoord kan je kind zien of een zin in de voltooide of de toekomende tijd staat.
ik ben op mijn fiets gesprongen. Ik heb de hele dag in die auto gereden. Ik ben met die auto naar Antwerpen gereden. Voor werkwoorden zoals vallen en zinken kunnen we alleen zijn gebruiken.
Wat is het verschil tussen has en have? Het belangrijkste verschil tussen has en have hangt af van het onderwerp van een zin. Has wordt gebruikt met enkelvoudige subjecten en met de voornaamwoorden he, she en it.Have wordt gebruikt met meervoudige subjecten en met de voornaamwoorden I, you, we en they.