De of het Pasen? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord Pasen? Is het de Pasen of het Pasen? Het juiste lidwoord dat je voor het woord Pasen moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord Pasen
Dit of deze Pasen:
dit Pasen
Dat of die Pasen:
dat Pasen
Bezittelijk voornaamwoord Pasen
Onze of ons Pasen:
ons Pasen
Jouw of jou:
jouw Pasen
Elke of elk Pasen?Elk Pasen
Gerelateerd aan Pasen