De of het fietseling? Welk lidwoord is juist?
Welk lidwoord (de of het) hoort bij het woord fietseling? Is het de fietseling of het fietseling? Het juiste lidwoord dat je voor het woord fietseling moet gebruiken is:
Aanwijzend voornaamwoord fietseling
Dit of deze fietseling:
deze fietseling
Dat of die fietseling:
die fietseling
Bezittelijk voornaamwoord fietseling
Onze of ons fietseling:
onze fietseling
Jouw of jou:
jouw fietseling
Elke of elk fietseling?Elke fietseling
Gerelateerd aan fietseling